• Energy Research
• EU close
• Dutch; Flemish close

Dieser Datensatz enthält die digitale Vektorversion aller Planelemente – der Art der Übertragung – der Raumordnungspläne der Länder, sowohl des endgültig genehmigten als auch des Formats. Sie umfasst auch die Aussetzung und Zerstörung des Staatsrats. Ein Planelement ist ein Gegenstand, mit dem die betreffende Behörde den Umfang (oder einen Teil) der räumlichen Option darstellt, die sie auf der Grundlage bestimmter städtebaulicher Regelungen zum Grafikplan gewählt hat, wenn sie dies für erforderlich hält. Dieses Objekt ist begrifflich immer auf eine Ebene, eine Linie oder einen Punkt mit einem bestimmten Legendesymbol rückverfolgbar. Um die Verbindung zwischen einem „Standort“ und den „vollständigen Anforderungen an diesem Standort“ zu gewährleisten, ist es erforderlich, einen Plan in einigen ergänzenden Geodatenschichten im Vektorformat zu entwerfen. Dadurch wird eine klare Verbindung zwischen dem Wortlaut der Vorschriften und den damit verbundenen Planungselementen hergestellt. Druckflachanlagen beziehen sich auf eine Spezifikation oder eine zusätzliche Bedingung auf einer Bodenoberfläche, unabhängig davon, ob diese Teil eines früheren Plans oder desselben Plans ist. Dies bedeutet in der Praxis, dass für die betreffenden Bereiche die Anforderungen an die Druckentlastung immer noch zusammen mit einer oder mehreren zugrunde liegenden Anforderungen (des Stammplans oder desselben Plans) zu sehen sind, da sie die zugrunde liegenden Anforderungen der Grundplatte nicht ersetzen. Die Planelemente sind in diesem Datensatz vorhanden, soweit sie bereits von der zuständigen Landesbehörde, die Eigentümerin der Daten ist und für den Inhalt verantwortlich ist, geladen wurden. Deze kaart van de verweving tussen hoog groen en wonen werd opgemaakt op basis van het landgebruiksbestand op 10m-resolutie. 'Hoog groen' wordt hier beschouwd als vegetatie met een hoogte van meer dan 3 meter. Het gaat dus in hoofdzaak om solitaire bomen of bos. Voor 'wonen' werden de residentiële cellen uit het landgebruiksbestand gebruikt. De analyse werd uitgevoerd op een resolutie van 10m. Deze kaart geeft per hectarecel aan of het een cel is waarin hoog groen voorkomt zonder wonen, of het een residentiële cel is zonder hoog groen, dan wel of het een cel is met een zekere mate van verweving tussen hoog groen en wonen, met een dominantie van de groene functie of van de woonfunctie. Voor verweven cellen wordt onderscheid gemaakt tussen cellen die voor meer dan de helft worden ingenomen door hoog groen (dominant hoog groen), of voor meer dan de helft worden ingenomen door wonen (dominant wonen). Andere landgebruiken, waaronder landbouw, water, recreatie, infrastructuur, enz. worden in de analyse buiten beschouwing gelaten. This dataset contains the digital vector version of all plan elements of the type of lines of roasting plans associated with municipal spatial implementation plans. A plan element is an object by which the public authority concerned represents the scope of (part of) the spatial option it has taken on the basis of certain urban planning regulations on the graphic plan, if it considers it necessary. This object is conceptually always traceable to a plane, line or point assigned a certain legende symbol. In order to ensure the link between a ‘site’ and the ‘full set of requirements applicable at that location’, it is necessary to unravel a plan in some complementary geodata layers in vector format. This gives us a clear link between the texts of rules and their associated planning elements. Requirements linked to linear or point-shaped plan elements, unlike those linked to planes, can never cover underlying plant elements in the sense that they replace them. Cet indicateur de carte représente une estimation du nombre de salariés sur les sites d’emploi, par hectare. Les chiffres ont été corrigés par municipalité et par secteur économique. L’emploi est d’abord cartographié séparément tant pour les salariés que pour les travailleurs indépendants et enfin pour obtenir l’emploi total par hectare (salariés + travailleurs indépendants). Cette couche géodale a été remplacée en 2021 par une version remaniée pour l’état 2013 afin de rester conforme à la méthode actualisée utilisée pour la mise en page de l’état 2019. Pour plus de détails sur la réalisation de ce produit et les chiffres qui y sont associés, voir le rapport technique intitulé «Indicateurs de la performance spatiale, de l’état et de l’évolution 2013-2019 — fiches techniques», qui se trouve à l’adresse https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878.

This map gives an indication for each 10 m cell within the Flemish Region whether or not it belongs to the open space, for the reference year 2019. The concept of ‘open space’ is defined here as, on the one hand, areas located outside the cores and not taken by land take, and, on the other hand, unbuilt parts of parks, golf courses and other recreation (as land uses which are part of land use). In order to give concrete expression to this definition, the Land Use File Flanders, the land take and the Kernen were used as basic files. First, the total territory of Flanders was reduced by the cores and by land take outside the cores. Finally, the unbuilt parts of the parks and recreational areas located outside the cores were added back to the open space. In this way, this map includes the large unbuilt agricultural, nature, forest, park and recreational areas of Flanders located outside the cores. These are cut through infrastructure and scattered by a variety of buildings (private dwellings, agricultural homes, pilots, commercial buildings, etc.) and the associated plots and gardens that do not belong to the open space. For more details on the method used to allocate land use to open space, please refer to the technical report “Land use and land take in Flanders, condition 2019” which you can find at https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/449392 Les établissements Seveso sont des établissements contenant de grandes quantités de substances dangereuses situées sur leur site et relevant du champ d’application de la directive Seveso concernant la maîtrise des dangers liés aux accidents majeurs impliquant des substances dangereuses. Une distinction est faite entre les établissements seuil haut et les établissements seuil bas. Cette couche journalière comprend les perturbations terroristes des établissements Seveso en Flandre. En application de la réglementation relative à la publicité de l’administration, toute personne qui en fait la demande par écrit peut avoir accès à un document de sécurité, recevoir des explications ou une copie de celui-ci. Le formulaire de demande peut être rempli à cet effet: https://omgeving.vlaanderen.be/nl/webform/formulier_openbaarheid_externe_v. De plus amples informations sur la publicité sont disponibles sur le site web de l’équipe d’impact environnemental — Sécurité extérieure à l’adresse suivante: https://omgeving.vlaanderen.be/nl/openbaarheid-externe-veiligheid. Ces données sont mises à jour trimestriellement. Concrètement, cela signifie que la publication aura lieu chaque deuxième semaine de janvier, mars, juin et septembre. Deze kaartlaag geeft de natuurdoelen voor de natuurontwikkelingsgebieden van het Sigmaplan. De laag is een ruimtelijke vertaling van de natuurdoelstellingen die in 2005 voor het Schelde-estuarium, haar vallei en zijrivieren werden geformuleerd (Adriaensen et al. 2005, Instandhoudingsdoelstellingen Schelde-estuarium - ECOBE 05-R82, UA – IN - KULeuven) en in 2014 in de S-IHD 36 Zeeschelde (SIGMA). De uitvoering van het Sigmaplan richt zich op deze doelen en draagt zo bij aan de realisatie van de taakstelling uit het Managementplan 36 Zeeschelde (SIGMA) voor de SBZ-H BE2300006 en SBZ-V BE2300222, BE2301235 en BE2301336. De natuurdoelen bevinden zich deels buiten SBZ. De kaartlaag is richtinggevend voor de inrichting en het beheer van de natuurontwikkelingsgebieden van het Sigmaplan. Het is een werkkaart die frequent geactualiseerd wordt op basis van nieuwe inzichten en de concrete uitvoering van de inrichtingsplannen. De begrenzing van de doelen is gebaseerd op ecologische potenties zoals berekend in voorbereidende inrichtingsstudies en -visies. Voor de gebieden waarvoor dergelijke data nog niet beschikbaar is, is het doel afgeleid uit het Meest Wenselijk Alternatief van het geactualiseerde Sigmaplan. Diese Kartenschicht ist Teil des Atlas für erneuerbare Energien in Flandern. Im Szenario „Weltraum für Energie Flandern 2030“ (REV2030) wird das zusätzliche Produktionspotenzial für Photovoltaikmodule (PV), das innerhalb des verfügbaren Raums realisiert werden kann, auf der Grundlage einer für 2030 prognostizierten potenziellen Zahl unter Berücksichtigung des aktuellen Kontexts und der politischen Ziele verringert. In diesem Szenario ist die verfügbare Fläche auf die verbleibende Dachfläche sowohl in Wohn- als auch in Nichtwohngebieten beschränkt. Das Potenzial für 2030 basiert auf der Fortsetzung des Wachstums ähnlich dem Zeitraum 2013-2015 in Verbindung mit den im Solarplan festgelegten Zielen. Dadurch wird das Maximalpotenzial bis 2030 auf 2 % für nicht private Bereiche und auf 6 % für private Dächer verringert. Weitere Informationen sind dem Bericht zu entnehmen. Die Hotspots in Flandern erhalten ein gefiltertes Bild der Ergebnisse. Die Zahlen für die einzelnen Gemeinden sind auch der beigefügten Tabelle zu entnehmen.

De jaarlijkse bodemafdekkingskaart (JaarBAK) voor Vlaanderen op 1 m-resolutie geeft voor elke cel aan of deze wel of niet is afgedekt. De JaarBAK is jaarlijks beschikbaar vanaf 2013. Voor dit laatst beschikbare jaar gaat het om een voorlopige versie zonder continuïteitscorrectie. Die correctie zet afwijkingen doorheen de tijd recht, maar kan enkel toegepast worden wanneer ook de JaarBAK van het volgende jaar bestaat. Zodra dit het geval is, wordt deze voorlopige versie vervangen door de definitieve versie. In de tussentijd kan de voorlopige versie al gebruikt worden voor analyses, weliswaar met de nodige omzichtigheid. Het Witboek Beleidsplan Ruimte definieert 'bodemafdekking' als de oppervlakte waarvan de aard en/of toestand van het bodemoppervlak gewijzigd is door het aanbrengen van artificiële, (semi-)ondoorlaatbare materialen, waardoor essentiële ecosysteemfuncties van de bodem verloren gaan (woningen, wegen, andere constructies …). Deze definitie is gebaseerd op degene die de Europese Commissie hanteert voor ‘soil sealing’: "the destruction or covering of soils by buildings, constructions and layers of completely or partly impermeable artificial material (asphalt, concrete, etc.). It is the most intense form of land take and is essentially an irreversible process". Voor deze kaart wordt bodemafdekking eerst voorspeld door een machinelearningmodel o.b.v. de middenschalige winterluchtopnames van Vlaanderen. Vervolgens wordt deze gemodelleerde bodemafdekking gecombineerd met vectorinformatie over water, gebouwen, wegen en spoorwegen uit het Grootschalig Referentiebestand. Voor meer details over de gehanteerde methode voor het opstellen van de JaarBAK wordt verwezen naar het technisch rapport 'Jaarlijkse bodemafdekkingskaart Vlaanderen' op https://archief.onderzoek.omgeving.vlaanderen.be/Onderzoek-3331558. Sur la base des secteurs statistiques, la Région flamande est divisée en 3 types d’espace: urbanisé — périphérique — rural. La classification est entièrement automatique à l’aide d’un algorithme spécialement conçu à cet effet, sur la base d’un certain nombre de variables géographiques et de la pertinence ou non des secteurs. Les variables géographiques utilisées sont l’occupation des sols, la densité d’occupation, la densité de population et le nombre total d’habitants par groupe de secteurs. Pour chaque variable spatiale, un seuil fixe est établi sur la base d’un choix d’experts, les seuils étant évalués en fonction de leur capacité à cartographier des exemples connus de zones urbaines, périurbaines et rurales d’une manière suffisamment discriminatoire. Cette répartition fondée sur les secteurs statistiques n’a pas pour but d’être directement applicable à la politique spatiale, mais plutôt de fournir un cadre de typologie géographique pour effectuer des analyses sur le territoire flamand. Ainsi, dans le rapport Espace, des chiffres sont calculés sur la base de cette typologie spatiale. La méthodologie a été partiellement révisée par rapport à la première version publiée en 2018. Cette couche géojournalière a donc été remplacée en 2021 par une version remaniée pour l’état 2013 afin de rester conforme à la méthode actualisée utilisée pour la mise en page de l’état 2019. Pour de plus amples informations sur la méthode utilisée pour la classification typologique, consultez le rapport technique: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/746142 Diese Kartenschicht ist Teil des Atlas für erneuerbare Energien in Flandern. Die Daten stammen aus der Datenbank der Anträge auf Baugenehmigung für Windkraftanlagen des Department of Space Flandern. Sie wählte die zugelassenen Windkraftanlagen aus, die bereits effektiv gebaut wurden (Stand Januar 2016). Bei Turbinen mit einer Leistung > 300 kW wird die Produktion anhand einer Volllastkarte unter Berücksichtigung der unterschiedlichen Windgeschwindigkeiten in Flandern geschätzt. Bei kleinen Windkraftanlagen (< 300 kW) hängt eine flämische Zahl von der Aschehöhe ab. Wir sind auf die Onshore-Windkraftanlagen beschränkt. Die Ergebnisse werden hier auf der Ebene der statistischen Sektoren dargestellt. Die Zahlen für die einzelnen Gemeinden sind auch der beigefügten Tabelle zu entnehmen. This layer includes all valid management plans for forests and nature areas in Flanders. These include limited and comprehensive forest management plans, management plans of recognised nature reserves, management plans for harmonious park and green management, management plans for military domains. All these management plans are gradually being converted into nature management plans so that from 2024 only type 1, 2, 3 or 4 nature management plans remain in place.

Cette couche de carte fait partie de l’Atlas de l’énergie renouvelable en Flandre. Dans le scénario «Espace pour l’énergie Flandre 2030» (REV2030), le potentiel de production supplémentaire qui peut être réalisé dans les limites de l’espace disponible est limité sur la base d’un chiffre de potentiel prévu pour 2030, compte tenu du contexte actuel et des objectifs stratégiques. Il comprend les formes technologiques renouvelables suivantes: PV sur toiture, vent à grande échelle sur terre, énergie hydraulique sur les écluses restantes du canal Albert et fermentation par craquage. Pour de plus amples informations sur les conditions-cadres et les chiffres géographiques par technologie, voir le rapport. Les points d’accès en Flandre sont présentés avec une image filtrée des résultats. Les chiffres par commune peuvent également être consultés dans le tableau en annexe. Diese Kartenschicht ist Teil des Atlas für erneuerbare Energien in Flandern. Im Szenario „Weltraum für Energie Flandern 2030“ (REV2030) wird das zusätzliche Produktionspotenzial, das innerhalb des verfügbaren Raums realisiert werden kann, auf der Grundlage einer für 2030 prognostizierten potenziellen Zahl unter Berücksichtigung des aktuellen Kontexts und der politischen Ziele verringert. Sie umfasst folgende Formen erneuerbarer Technologien: Photovoltaik auf Dächern, großmaßstäblicher Wind an Land, Wasserkraft an den verbleibenden Schleusen des Albert-Kanals und Taschengärung. Weitere Informationen über die räumlichen Rahmenbedingungen und Schlüsselzahlen für jede Technologie sind dem Bericht zu entnehmen. Die Hotspots in Flandern erhalten ein gefiltertes Bild der Ergebnisse. Die Zahlen für die einzelnen Gemeinden sind auch der beigefügten Tabelle zu entnehmen. Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. In het ‘Ruimte voor Energie Vlaanderen 2030’-scenario (REV2030) wordt het bijkomend productiepotentieel dat gerealiseerd kan worden binnen de beschikbare ruimte ingeperkt op basis van een potentieelcijfer dat voor 2030 vooropgesteld wordt, rekening houdend met de huidige context en beleidsdoelstellingen. Het omvat de volgende hernieuwbare technologievormen: PV op daken, grootschalige wind op land, waterkracht op de resterende sluizen van het Albertkanaal en pocketvergisting. Voor meer informatie over de ruimtelijke randvoorwaarden en kengetallen per technologie wordt verwezen naar het rapport. De hotspots in Vlaanderen worden voorgesteld met een gefilterd beeld van de resultaten. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel. This map layer is part of the Renewable Energy Atlas Flanders. In the ‘Space for Energy Flanders 2030’ scenario (REV2030), the additional production potential that can be realised within the available space is reduced on the basis of a potential figure projected for 2030, taking into account the current context and policy objectives. It includes the following forms of renewable technology: PV on roofs, large-scale wind on land, hydropower on the remaining locks of the Albert Canal and pocket fermentation. For more information on the spatial framework conditions and key figures for each technology, please refer to the report. The hotspots in Flanders are presented with a filtered picture of the results. The figures per municipality can also be found in the attached table.

Karte der Bewertung der gesundheitlichen Auswirkungen von Umgebungslärm in Flandern. Der Indikator basiert auf den strategischen Lärmkarten Lden für das Bezugsjahr 2016 für Hauptverkehrsstraßen, Haupteisenbahnstrecken und den Flughafen Brüssel, ergänzt durch die strategischen Lärmkarten Lden für die Ballungsräume Antwerpen (Bezugsjahr 2016), Gent (Bezugsjahr 2016) und Brügge (Referenzjahr 2011), die von der flämischen Regierung 2018 in Umsetzung der europäischen Umgebungslärmrichtlinie genehmigt wurden. Die bestehenden Indikatoren wurden in äquivalente Lden-Werte umgerechnet und anschließend zu einer kumulativen Lärmkarte erstellt. Die Karte kann genutzt werden, um potenzielle Problembereiche für Umgebungslärm zu ermitteln. Die Karte ist jedoch geografisch nicht umfassend, da Lärm nur für große Verkehrsinfrastrukturen und die drei Ballungsräume berechnet wurde, z. B. für lokale Straßen oder Industriequellen außerhalb der Ballungsräume. Infolgedessen liegen für viele Umgebungen keine Daten vor, und die Lärmbelastung an einigen Standorten wird unterschätzt. Die kumulativen Barriereäquivalente Lden-Werte wurden dann unter Verwendung der niederländischen Methode für das Screening von Gesundheitsauswirkungen (Health Effect Screening – GES) in Klassen unterteilt, die einen Einblick in potenzielle gesundheitliche Auswirkungen als erstes Indiz für lokale Umgebungslärm in den betroffenen Gebieten liefern. Die GES-Klassen wurden auf diese Weise definiert: GES 073 dB (A) = „sehr unzureichend“. Werte ab GES 6 können auf der Grundlage von Erkenntnissen aus epidemiologischen Studien mit dem Auftreten von Herz-Kreislauf-Erkrankungen in Verbindung gebracht werden. Negative Auswirkungen auf die Gesundheit können jedoch auch bei niedrigeren Lärmpegeln auftreten. Deze laag bevat een overzicht van alle exploitaties waarvoor in 2021 een Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is ingediend. Voor elke exploitatie is een URI van Linked Open Data (LOD) fiche met een overzicht van de onderdelen en hun downloadlinks van het IMJV-jaarverslag van het jaar 2021. Het Integraal Milieu Jaarverslag (IMJV) is een verslag dat jaarlijks wordt opgesteld door bedrijven en instellingen in Vlaanderen om informatie te verstrekken over hun milieuprestaties en -maatregelen. Het IMJV heeft als doel om een overzicht te geven van de impact van bedrijven op het milieu en hoe zij hiermee omgaan. In het IMJV worden onder andere de volgende zaken opgenomen: - Een beschrijving van de activiteiten van het bedrijf; - Een overzicht van de emissies naar lucht, water en bodem; - Het gebruik van energie en grondstoffen; - Maatregelen die het bedrijf heeft genomen om het milieu te beschermen; - Het resultaat van eventuele milieumaatregelen die het bedrijf heeft genomen; en - Een beschrijving van de verwerking van afvalstoffen. Het IMJV wordt ingediend bij de Vlaamse overheid en is een belangrijk instrument om de milieuprestaties van bedrijven te monitoren en te vergelijken. Op basis van het IMJV kan de overheid beleid ontwikkelen en bedrijven aansporen om hun milieuprestaties te verbeteren. Cet ensemble de données contient la version vectorielle numérique de toutes les contours des zones résidentielles de réserve à libérer, qu’elles soient définitivement approuvées ou mises en page. This dataset contains the digital vector version of the regional building regulations. Each regulation is delimited by its contour.

Cette base de données contient des données sur les émissions atmosphériques provenant de sources mobiles: moyens de transport et outils mobiles à moteur à combustion interne. Il s'agit d'émissions provenant de la combustion de carburants (moteurs), d'émissions provenant de l'évaporation de carburants et de résidus de cargaison et d'émissions provenant des pneumatiques, des garnitures de freins, de l'usure des routes et de l'usure des lignes aériennes et des pantographes sur les chemins de fer. Le fichier contient des données à partir de 1990. Plus d'informations sur la façon d'accéder aux données: > https://www.cbs.nl/fr-en/our-services/custom-and-microdata/microdata-self-research ### Méthodologie La recherche se déroule dans le cadre de la coopération de l'enregistrement des émissions (ER), à laquelle participent une dizaine d'organisations. L’ampleur des émissions est déterminée en multipliant les données d’activité, telles que les kilomètres parcourus par les véhicules et les navires, par la consommation de carburant et les facteurs d’émission associés. Statistics Netherlands ne calcule que les émissions de gaz à effet de serre. Les polluants atmosphériques provenant de sources mobiles sont calculés par d'autres organismes (PBL, RIVM, TNO) et fournis à l'ER. La base de données de base pour les émissions de gaz à effet de serre est l'apport énergétique selon les statistiques de l'énergie de Statistics Netherlands. Cet engagement énergétique est attribué aux différentes sources mobiles pour lesquelles le SMI Environnement reçoit des données (activités, consommation de carburant, émissions, coefficients d'émission) du RIVM, du PBL, du TNO ainsi que du SVV Trafic et Transport. ### Population Sources mobiles sur ou au-dessus du territoire néerlandais et de la partie néerlandaise du plateau continental (PCN). Cela inclut les moyens de transport et d'expédition étrangers sur le PCN. Des exemples de moyens de transport sont les voitures particulières, les camions, les navires, les trains et les avions. Les tracteurs agricoles, les chariots élévateurs et les engins de construction (routiers) sont des exemples d'outils mobiles. Esta base de datos contiene datos sobre las emisiones a la atmósfera procedentes de fuentes móviles: medios de transporte y herramientas móviles con motores de combustión interna. Se trata de las emisiones procedentes de la combustión de combustibles (motores), las emisiones procedentes de la evaporación de residuos de combustible y carga y las emisiones procedentes de neumáticos, forros de freno y desgaste y desgaste de las líneas aéreas y pantógrafos en los ferrocarriles. El archivo contiene datos a partir de 1990. Más información sobre cómo acceder a los datos: > https://www.cbs.nl/en-en/our-services/custom-and-microdata/microdata-self-research ### Metodología La investigación se lleva a cabo en el marco de la cooperación del Registro de Emisiones (ER), en el que participan unas 10 organizaciones. La magnitud de las emisiones se determinará multiplicando los datos de actividad, como los kilómetros recorridos por el vehículo y el buque, por el consumo de combustible y los factores de emisión asociados. Statistics Netherlands solo calcula las emisiones de gases de efecto invernadero. Los contaminantes atmosféricos procedentes de fuentes móviles son calculados por otras organizaciones (PBL, RIVM, TNO) y suministrados a la sala de emergencias. La base de datos básica para las emisiones de gases de efecto invernadero es el aporte de energía según las Estadísticas de Energía de los Países Bajos. Este compromiso energético se asigna a las distintas fuentes móviles para las que el SMI Environment recibe datos (actividades, consumo de combustible, emisiones, factores de emisión) del RIVM, PBL, TNO y también del SVV Traffic and Transport. ### Población Fuentes móviles en o por encima del territorio neerlandés y la parte neerlandesa de la plataforma continental (PNC). Esto incluye los medios de transporte extranjeros y la navegación en el PNC. Ejemplos de medios de transporte son los turismos, los camiones, los buques, los trenes y los aviones. Ejemplos de implementos móviles son tractores agrícolas, carretillas elevadoras y máquinas de construcción (de carretera). Esta base de dados contém dados sobre as emissões para a atmosfera provenientes de fontes móveis: meios de transporte e ferramentas móveis com motores de combustão interna. Trata-se das emissões provenientes da queima de combustíveis (do motor), das emissões provenientes da evaporação de resíduos de combustível e de carga e das emissões provenientes dos pneus, da guarnição dos travões e do desgaste rodoviário das catenárias e dos pantógrafos nos caminhos de ferro. O ficheiro contém dados a partir de 1990. Mais informações sobre como aceder aos dados: > https://www.cbs.nl/en-en/our-services/custom-and-microdata/microdata-self-research ### Metodologia A investigação decorre no âmbito da cooperação do Registo de Emissões (RE), no qual participam cerca de 10 organizações. A magnitude das emissões deve ser determinada multiplicando os dados da atividade, como os quilómetros percorridos pelo veículo e pelo navio, pelo consumo de combustível e pelos fatores de emissão associados. A Statistics Netherlands calcula apenas as emissões de gases com efeito de estufa. Os poluentes atmosféricos provenientes de fontes móveis são calculados por outras organizações (PBL, RIVM, TNO) e fornecidos ao RE. A base de dados básica para as emissões de gases com efeito de estufa é a entrada de energia de acordo com as Estatísticas Energéticas dos Países Baixos. Este compromisso energético é atribuído às várias fontes móveis para as quais o SMI Ambiente recebe dados (actividades, consumo de combustível, emissões, factores de emissão) do RIVM, PBL, TNO e também do SVV Tráfego e Transportes. ### População Fontes móveis no território neerlandês ou acima dele e na parte neerlandesa da plataforma continental (PCN). Tal inclui os meios de transporte estrangeiros e o transporte marítimo no PCN. Exemplos de meios de transporte são os automóveis de passageiros, camiões, navios, comboios e aviões. Exemplos de instrumentos móveis são os tratores agrícolas, os empilhadores e as máquinas de construção (rodoviária). Ez az adatbázis a mobil forrásokból származó, levegőbe történő kibocsátásokra vonatkozó adatokat tartalmaz: belső égésű motorral felszerelt szállítóeszközök és mobil szerszámok. Ezek a (motor)üzemanyagok égetéséből, a tüzelőanyag és a rakománymaradványok elpárolgásából, valamint a gumiabroncsokból, a fékbetétekből és az útkopásból, valamint a felsővezetékek és az áramszedők vasúti kopásából származó kibocsátások. A fájl 1990 óta tartalmaz adatokat. További információk az adatokhoz való hozzáférésről: > https://www.cbs.nl/en-en/our-services/custom-and-microdata/microdata-self-research ### Módszertan A kutatás az Emissziós Nyilvántartás (ER) együttműködésében zajlik, amelyben mintegy 10 szervezet vesz részt. A kibocsátások nagyságát a tevékenységre vonatkozó adatok, például a jármű- és hajókilométerek, valamint a tüzelőanyag-fogyasztás és a kapcsolódó kibocsátási tényezők szorzataként kell meghatározni. A holland statisztikák csak az üvegházhatást okozó gázok kibocsátását számítják ki. A mobil forrásokból származó légszennyező anyagokat más szervezetek (PBL, RIVM, TNO) számítják ki, és továbbítják az ER-nek. Az üvegházhatású gázok kibocsátásának alapvető adatbázisa a holland statisztikai energiastatisztika szerinti energiabevitel. Ezt az energetikai kötelezettségvállalást azokhoz a különböző mobil forrásokhoz rendelik hozzá, amelyekre vonatkozóan az SMI Environment adatokat kap (tevékenységek, üzemanyag-felhasználás, kibocsátások, kibocsátási tényezők) az RIVM-től, a PBL-től, a TNO-tól, valamint az SVV Traffic and Transport-tól. ### Népesség Mobil források a holland területen vagy afelett és a kontinentális talapzat holland részén (NCP). Ez magában foglalja a külföldi szállítóeszközöket és a nemzeti kapcsolattartó ponton történő hajózást is. A közlekedési eszközök közé tartoznak például a személygépkocsik, a teherautók, a hajók, a vonatok és a repülőgépek. A mobil eszközök közé tartoznak például a mezőgazdasági traktorok, a villástargoncák és a (közúti) építőipari gépek. Din il-bażi tad-data fiha data dwar l-emissjonijiet fl-arja minn sorsi mobbli: mezzi tat-trasport u għodod mobbli b’magni b’kombustjoni interna. Dawn huma l-emissjonijiet mill-ħruq tal-fjuwils (tal-magna), l-emissjonijiet mill-evaporazzjoni tar-residwi tal-fjuwil u tal-merkanzija u l-emissjonijiet mit-tajers, mill-firrodu tal-brejkijiet u mit-tkagħbir bl-użu tat-toroq u mit-tkagħbir bl-użu tal-linji fl-għoli u tal-pantografi fuq il-ferroviji. Il-fajl fih data mill-1990 'il quddiem. Aktar informazzjoni dwar kif taċċessa d-data: > https://www.cbs.nl/en-en/our-services/custom-and-microdata/microdata-self-research ### Metodoloġija Ir-riċerka sseħħ fi ħdan il-kooperazzjoni tar-Reġistrazzjoni tal-Emissjonijiet (ER), li fiha jipparteċipaw madwar 10 organizzazzjonijiet. Id-daqs tal-emissjonijiet għandu jiġi ddeterminat billi tiġi mmultiplikata d-data dwar l-attivitajiet, bħall-kilometri tal-vettura u tal-bastiment, bil-konsum tal-fjuwil u l-fatturi ta’ emissjoni assoċjati. Statistics Netherlands tikkalkula biss l-emissjonijiet tal-gassijiet serra. Is-sustanzi li jniġġsu l-arja minn sorsi mobbli jiġu kkalkulati minn organizzazzjonijiet oħra (PBL, RIVM, TNO) u fornuti lill-ER. Il-bażi tad-data bażika għall-emissjonijiet tal-gassijiet serra hija l-input tal-enerġija skont l-Istatistika tan-Netherlands dwar l-Enerġija. Dan l-impenn tal-enerġija huwa allokat għad-diversi sorsi mobbli li għalihom l-Ambjent tal-SMI jirċievi data (attivitajiet, użu tal-fjuwil, emissjonijiet, fatturi ta’ emissjoni) mir-RIVM, il-PBL, it-TNO kif ukoll mit-Traffiku u t-Trasport tal-SVV. ### Popolazzjoni Sorsi mobbli fuq jew 'il fuq mit-territorju Olandiż u l-parti Olandiża tal-Blata Kontinentali (NCP). Dan jinkludi mezzi ta’ trasport u tbaħħir barranin fuq l-NCP. Eżempji ta’ mezzi tat-trasport huma l-karozzi tal-passiġġieri, it-trakkijiet, il-vapuri, il-ferroviji u l-ajruplani. Eżempji ta’ għodod mobbli huma t-tratturi agrikoli, il-forklifters u l-magni tal-kostruzzjoni (tat-toroq). Αυτή η βάση δεδομένων περιέχει δεδομένα σχετικά με τις εκπομπές στην ατμόσφαιρα από κινητές πηγές: μέσα μεταφοράς και κινητά εργαλεία με κινητήρες εσωτερικής καύσης. Πρόκειται για εκπομπές από την καύση καυσίμων (κινητήρων), εκπομπές από την εξάτμιση υπολειμμάτων καυσίμου και φορτίου και εκπομπές από ελαστικά, επένδυση πεδών και φθορά και φθορά των εναέριων γραμμών και παντογράφων στους σιδηροδρόμους. Το αρχείο περιέχει στοιχεία από το 1990 και μετά. Περισσότερες πληροφορίες σχετικά με τον τρόπο πρόσβασης στα δεδομένα: > https://www.cbs.nl/en-en/our-services/custom-and-microdata/microdata-self-research ### Μεθοδολογία Η έρευνα πραγματοποιείται στο πλαίσιο της συνεργασίας της Καταχώρισης Εκπομπών (ER), στην οποία συμμετέχουν περίπου 10 οργανισμοί. Το μέγεθος των εκπομπών προσδιορίζεται πολλαπλασιάζοντας τα δεδομένα δραστηριότητας, όπως τα χιλιόμετρα οχημάτων και σκαφών, με την κατανάλωση καυσίμου και τους σχετικούς συντελεστές εκπομπών. Οι στατιστικές Κάτω Χώρες υπολογίζουν μόνο τις εκπομπές αερίων του θερμοκηπίου. Οι ατμοσφαιρικοί ρύποι από κινητές πηγές υπολογίζονται από άλλους οργανισμούς (PBL, RIVM, TNO) και παρέχονται στο ER. Η βασική βάση δεδομένων για τις εκπομπές αερίων του θερμοκηπίου είναι η εισροή ενέργειας σύμφωνα με τις στατιστικές για την ενέργεια των Κάτω Χωρών. Αυτή η ενεργειακή δέσμευση ανατίθεται στις διάφορες κινητές πηγές για τις οποίες το SMI Environment λαμβάνει δεδομένα (δραστηριότητες, χρήση καυσίμων, εκπομπές, συντελεστές εκπομπών) από τις RIVM, PBL, TNO καθώς και από το SVV Traffic and Transport. ### Πληθυσμός Κινητές πηγές εντός ή πάνω από το ολλανδικό έδαφος και το ολλανδικό τμήμα της υφαλοκρηπίδας (NCP). Αυτό περιλαμβάνει τα αλλοδαπά μέσα μεταφοράς και ναυτιλίας στο ΕΣΕ. Παραδείγματα μεταφορικών μέσων είναι τα επιβατικά αυτοκίνητα, τα φορτηγά, τα πλοία, τα τρένα και τα αεροπλάνα. Παραδείγματα κινητών εργαλείων είναι οι γεωργικοί ελκυστήρες, τα περονοφόρα ανυψωτικά οχήματα και οι (οδικές) κατασκευαστικές μηχανές. Această bază de date conține date privind emisiile în aer provenite din surse mobile: mijloace de transport și unelte mobile cu motoare cu ardere internă. Acestea sunt emisiile provenite din arderea combustibililor (motoarelor), emisiile provenite din evaporarea combustibilului și a reziduurilor de încărcătură, precum și emisiile provenite de la pneuri, garnituri de frână, uzura drumurilor și uzura liniilor aeriene și a pantografelor pe căile ferate. Fișierul conține date începând cu anul 1990. Mai multe informații despre modul de accesare a datelor: > https://www.cbs.nl/en-en/our-services/custom-and-microdata/microdata-self-research ### Metodologie Cercetarea are loc în cadrul cooperării Registrului de Emisii (ER), la care participă aproximativ 10 organizații. Amploarea emisiilor se determină prin înmulțirea datelor de activitate, cum ar fi kilometrii parcurși de vehicule și nave, cu consumul de combustibil și factorii de emisie asociați. Statistici Țările de Jos calculează doar emisiile de gaze cu efect de seră. Poluanții atmosferici din surse mobile sunt calculați de alte organizații (PBL, RIVM, TNO) și furnizați către ER. Baza de date de bază pentru emisiile de gaze cu efect de seră este consumul de energie în conformitate cu Statistics Netherlands Energy Statistics. Acest angajament energetic este alocat diferitelor surse mobile pentru care SMI Environment primește date (activități, consum de combustibil, emisii, factori de emisie) de la RIVM, PBL, TNO, precum și de la SVV Traffic and Transport. ### Populația Surse mobile situate pe teritoriul Țărilor de Jos sau deasupra acestuia și partea neerlandeză a platformei continentale (PCN). Printre acestea se numără mijloacele de transport și de transport maritim străine de pe PCN. Exemple de mijloace de transport sunt autoturismele, camioanele, navele, trenurile și avioanele. Exemple de utilaje mobile sunt tractoarele agricole, stivuitoarele și utilajele (rutiere) de construcții. Questa banca dati contiene dati sulle emissioni nell'atmosfera provenienti da fonti mobili: mezzi di trasporto e strumenti mobili con motori a combustione interna. Si tratta delle emissioni derivanti dalla combustione di carburanti (motori), delle emissioni derivanti dall'evaporazione di carburante e residui del carico e delle emissioni di pneumatici, guarnizioni dei freni, usura stradale e usura delle linee aeree e dei pantografi sulle ferrovie. Il file contiene dati dal 1990 in poi. Maggiori informazioni su come accedere ai dati: > https://www.cbs.nl/en-en/our-services/custom-and-microdata/microdata-self-research ### Metodologia La ricerca si svolge nell'ambito della cooperazione della Emission Registration (ER), a cui partecipano circa 10 organizzazioni. L'entità delle emissioni è determinata moltiplicando i dati relativi all'attività, quali i chilometri percorsi dal veicolo e dalla nave, per il consumo di carburante e i fattori di emissione associati. Statistiche Paesi Bassi calcola solo le emissioni di gas a effetto serra. Gli inquinanti atmosferici provenienti da fonti mobili sono calcolati da altre organizzazioni (PBL, RIVM, TNO) e forniti al pronto soccorso. La banca dati di base per le emissioni di gas a effetto serra è l'input energetico secondo le statistiche energetiche dei Paesi Bassi. Questo impegno energetico è assegnato alle varie fonti mobili per le quali l'ambiente SMI riceve dati (attività, consumo di carburante, emissioni, fattori di emissione) dal RIVM, PBL, TNO e anche dal traffico e dai trasporti SVV. ### Popolazione Fonti mobili su o al di sopra del territorio olandese e della parte olandese della piattaforma continentale (NCP). Ciò include i mezzi di trasporto stranieri e la spedizione sul PCN. Esempi di mezzi di trasporto sono autovetture, camion, navi, treni e aerei. Esempi di attrezzi mobili sono i trattori agricoli, i carrelli elevatori e le macchine da costruzione (stradali). Šioje duomenų bazėje pateikiami duomenys apie teršalus, išmetamus į orą iš mobiliųjų šaltinių: transporto priemonės ir mobilieji įrankiai su vidaus degimo varikliais. Tai dėl (variklių) degalų deginimo išmetami teršalai, dėl degalų ir krovinių likučių garavimo išmetami teršalai ir dėl padangų, stabdžių antdėklų ir kelio dangos nusidėvėjimo bei kontaktinių linijų ir pantografų nusidėvėjimo geležinkeliuose išmetami teršalai. Rinkmenoje pateikiami duomenys nuo 1990 m. Daugiau informacijos apie tai, kaip gauti prieigą prie duomenų: > https://www.cbs.nl/en-en/our-services/custom-and-microdata/microdata-self-research ### Metodika Tyrimas atliekamas bendradarbiaujant su Emission Registration (ER), kuriame dalyvauja apie 10 organizacijų. Išmetamųjų teršalų kiekis nustatomas dauginant veiklos duomenis, pvz., transporto priemonės ir laivo nuvažiuotus kilometrus, iš degalų sąnaudų ir susijusių išmetamųjų teršalų faktorių. Nyderlandų statistika skaičiuoja tik šiltnamio efektą sukeliančių dujų emisijas. Oro teršalus iš mobiliųjų šaltinių apskaičiuoja kitos organizacijos (PBL, RIVM, TNO) ir pateikia ER. Pagrindinė išmetamų šiltnamio efektą sukeliančių dujų duomenų bazė yra energijos sąnaudos pagal Nyderlandų energetikos statistiką. Šis įsipareigojimas dėl energijos skiriamas įvairiems mobiliesiems šaltiniams, apie kuriuos SMI Environment gauna duomenis (veiklos, kuro naudojimo, išmetamųjų teršalų, išmetamųjų teršalų faktorių) iš RIVM, PBL, TNO, taip pat iš SVV Traffic and Transport. ### Gyventojų skaičius Mobilieji šaltiniai Nyderlandų teritorijoje arba virš jos ir žemyninio šelfo Nyderlandų dalyje (NCP). Tai apima užsienio transporto priemones ir laivybą NKP. Transporto priemonių pavyzdžiai yra keleiviniai automobiliai, sunkvežimiai, laivai, traukiniai ir lėktuvai. Mobiliųjų padargų pavyzdžiai yra žemės ūkio traktoriai, šakiniai krautuvai ir (kelių) statybos mašinos. Diese Datenbank enthält Daten über Emissionen mobiler Quellen in die Luft: Transportmittel und mobile Werkzeuge mit Verbrennungsmotoren. Dabei handelt es sich um Emissionen aus der Verbrennung von (Motor-)Kraftstoffen, Emissionen aus der Verdunstung von Kraftstoff- und Ladungsrückständen sowie Emissionen aus Reifen, Bremsbelag und Straßenverschleiß sowie Verschleiß von Oberleitungen und Stromabnehmern auf der Schiene. Die Datei enthält Daten ab 1990. Weitere Informationen zum Zugriff auf die Daten: > https://www.cbs.nl/de/our-services/custom-and-microdata/microdata-self-research ### Methodik Die Forschung findet im Rahmen der Kooperation der Emission Registration (ER) statt, an der etwa 10 Organisationen beteiligt sind. Die Größe der Emissionen wird durch Multiplikation von Tätigkeitsdaten wie Fahrzeug- und Schiffskilometern mit dem Kraftstoffverbrauch und den damit verbundenen Emissionsfaktoren bestimmt. Die Statistik Niederlande berechnet nur die Treibhausgasemissionen. Die Luftschadstoffe aus mobilen Quellen werden von anderen Organisationen (PBL, RIVM, TNO) berechnet und an die ER geliefert. Die Basisdatenbank für Treibhausgasemissionen ist der Energieeintrag gemäß der Energiestatistik von Statistics Netherlands. Diese Energiezusage wird den verschiedenen mobilen Quellen zugewiesen, für die das SMI Environment Daten (Tätigkeiten, Kraftstoffverbrauch, Emissionen, Emissionsfaktoren) vom RIVM, PBL, TNO und auch vom SVV Traffic and Transport erhält. ### Bevölkerung Mobile Quellen auf oder über niederländischem Gebiet und dem niederländischen Teil des Festlandsockels (NCP). Dazu gehören auch ausländische Transport- und Schifffahrtsmittel auf der NKS. Beispiele für Transportmittel sind Personenkraftwagen, Lastkraftwagen, Schiffe, Züge und Flugzeuge. Beispiele für mobile Geräte sind landwirtschaftliche Traktoren, Gabelstapler und (Straßen-)Baumaschinen.

The geodata layer ‘urban green’ contains all clusters of publicly accessible green space with a minimum area of 60 ha. This geodata layer was obtained by selecting all ‘green areas’ based on the land use map (condition 2013). These green areas were clustered algorithmically on the basis of closeness, including physical barriers. Subsequently, only those green areas adjacent to a public road accessible on foot were preserved. On this basis, five grid layers (resolution 10x10m²) were drawn up, selecting clusters by function level on the basis of a minimum surface area: neighbouring green (> 0.2 ha); district green (> 10 ha); urban area green (> 30 ha); urban green (> 60 ha); urban forest (> 200 ha). Thus, the selected clusters with a higher function level are always a subset of the selected clusters of a lower function level. As a result of the method used, the vegetable type ‘urban forest’ consists not only of forest but of different types of green space. More information can be found in this background document: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf the method described therein was applied to the land use map condition 2013. The presence of green has a positive impact on a wide range of aspects that define a qualitative environment. This includes a positive impact on physical, mental and social health, but also biodiversity, climate resilience, landscape quality, etc. A common Flemish reference framework (introduced in MIRA-S 2000) to assess the availability of green space states that every inhabitant should have access to neighbourhood green at a maximum of 400 m, district green at a maximum of 800 m, urban part green at a maximum of 1 600 m, urban green at maximum m, urban green up to 3 200 m and urban forest up to 5 000 m. This data layer allows the number of inhabitants to be calculated in a given area that has access to urban green, taking into account the above mentioned maximum distance. Dieser Datensatz enthält die digitale Vektorversion aller Planelemente – der Streckenart – der Sonderbaupläne. Ein Planelement ist ein Gegenstand, mit dem die betreffende Behörde den Umfang (oder einen Teil) der räumlichen Option darstellt, die sie auf der Grundlage bestimmter städtebaulicher Regelungen zum Grafikplan gewählt hat, wenn sie dies für erforderlich hält. Dieses Objekt ist begrifflich immer auf eine Ebene, eine Linie oder einen Punkt mit einem bestimmten Legendesymbol rückverfolgbar. Um die Verbindung zwischen einem „Standort“ und den „vollständigen Anforderungen an diesem Standort“ zu gewährleisten, ist es erforderlich, einen Plan in einigen ergänzenden Geodatenschichten im Vektorformat zu entwerfen. Dadurch wird eine klare Verbindung zwischen dem Wortlaut der Vorschriften und den damit verbundenen Planungselementen hergestellt. Anforderungen im Zusammenhang mit linearen oder punktförmigen Planelementen können im Gegensatz zu Flugzeugen niemals die zugrunde liegenden Anlagenelemente in dem Sinne abdecken, dass sie sie ersetzen. Die Planelemente sind in diesem Datensatz verfügbar, soweit sie bereits von der zuständigen Gemeindebehörde, die Eigentümerin der Daten ist und für den Inhalt verantwortlich ist, geladen wurden. Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van rooilijnplannen horende bij provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen. Cette couche SIG contient le périmètre du domaine d’étude délimité pour délimiter les prairies permanentes historiques (pelouses), c’est également le périmètre dans lequel l’arrêté du gouvernement flamand de 27/11/2015 est valide.

La géométrie «vert de quartier» comprend tous les groupes d’espaces verts accessibles au public d’une superficie minimale de 10 ha. Cette couche géologique a été obtenue en sélectionnant toutes les «zones vertes» sur la base de la carte d’utilisation des terres (état 2019). Ces espaces verts ont été regroupés de manière algorithmique, sur la base de l’isolement, et des barrières physiques ont également été prises en compte. Par la suite, seules les zones vertes limitrophes d’une voie publique accessible à pied ont été conservées. Sur cette base, cinq couches de grille (résolution 10x10m²) ont été établies dans le cadre desquelles des groupes ont été sélectionnés par niveau de fonction sur la base d’une surface minimale: vert voisin (> 0,2 ha); vert de quartier (> 10 ha); vert suburbain (> 30 ha); vert urbain (> 60 ha); forêt urbaine (> 200 ha). Par conséquent, les groupes sélectionnés dont le niveau de fonction est plus élevé sont toujours un sous-ensemble des groupes sélectionnés d’un niveau de fonction inférieur. Compte tenu de la méthode appliquée, le type de «forêt urbaine» se compose non seulement de forêts, mais de différents types d’espaces verts. De plus amples informations sont disponibles dans le présent document d’information: https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/bitstream/handle/acd/768624/Groentypo_2019.pdf la présence d’espaces verts a une incidence positive sur toute une série d’aspects qui déterminent un environnement de qualité. Il s’agit notamment d’une incidence positive sur la santé physique, mentale et sociale, mais aussi de la biodiversité, de la résilience au changement climatique, de la qualité des paysages, etc. Un cadre de référence flamand courant (introduit dans le MIRA-S 2000) pour évaluer la disponibilité d’espaces verts indique que chaque habitant devrait avoir accès au vert voisin à 400 m au maximum, au vert de quartier à 800 m au maximum, au vert de quartier à 1 600 m au maximum, au vert urbain à 3 200 m et aux forêts urbaines à 5 000 mètres au maximum. Cette couche de données permet, entre autres, de calculer le nombre d’habitants dans une zone donnée qui a accès au vert de quartier en tenant compte de la distance maximale indiquée ci-dessus. Der Atlas der Wohnerweiterungsgebiete gibt für alle Wohnerweiterungsgebiete in Flandern an, ob sie unter Berücksichtigung der flämischen Raumordnungspolitik unter Berücksichtigung der flämischen Raumordnungspolitik aus rechtlicher oder planungstechnischer Sicht für den Wohnungsbau entwickelt werden können. Der Atlas berücksichtigt die Optionen der derzeit bekannten Pläne (allgemeiner Bauplan (APA), Sonderplan für das Bauwesen (BPA), Raumordnungsplan (RUP), kommunaler Raumordnungsplan (GRS), städtische Abgrenzungsverfahren, Dünenerlass, FFH-Gebiete, genehmigte nicht abgelaufene Wiedergutmachungen, Wohnungsbedarfsanalysen, Grundsatzvereinbarungen usw.). Wichtig: der Atlas ersetzt die genannten Pläne nicht. Diese Pläne können geändert und Pläne hinzugefügt werden. Daher ist der Atlas nur eine Momentaufnahme, die regelmäßig aktualisiert werden muss, um seinen Aktualitätswert zu wahren. Darüber hinaus werden bei den Angaben im Atlas keine Beschränkungen berücksichtigt, die sich aus anderen sektorspezifischen Regelungen ergeben können, z. B. Forstverordnung, Naturschutzverordnung, Wasserprüfung, Sicherheitsberichterstattung, Umweltverträglichkeitsberichterstattung usw. Seit dem 7. Juli 2023 gilt für Wohnschutzgebiete, einschließlich Wohnerweiterungsgebiete, eine neue Verordnungsregelung. Diese Bestimmungen bedeuten im Wesentlichen, dass unbebaute (Teile von) Wohnreservaten nicht ohne vorherigen „Freigabebeschluss“ des Gemeinderats erschlossen werden können. Weitere Informationen auf https://omgeving.vlaanderen.be/nl/decreet-woonreservegebieden Die Daten aus dem Atlas ersetzen nicht die in den Durchführungsbestimmungen für die Freigabe eines Wohngebietes geforderte Bilanz. Atlas hat einen rein informativen Wert in Bezug auf einige der Abwägungskriterien. Weitere Infos: https://omgeving.vlaanderen.be/atlas-woonuitbreidingsgebieden This map shows the distribution of the facilities in a ribbon in Flanders. For the ribbons, the algorithmally generated lints as described in the technical report were used: VERMEIREN Karolien, Poelmans Lien, Pisman Ann, Vanacker Stijn, Willems Peter and Guy Engelen (2018), Kernen, ribbons, scattered buildings in Flanders. Morphological classification of building in Flanders, study commissioned by the Flemish Planning Agency for Environment. The information on the facilities was derived from the results of the study: Verhout, E., I. Mayeres, L. Poelmans, M. Van der Meulen, M. Vanhulsel, G. Engelen (2016), development opportunities based on node value and proximity facilities. This study was carried out by VITO on behalf of the Department of Space Flanders and published on 29-02-2016. See https://www.ruimtelijkeordening.be/NL/Diensten/Onderzoek/Studies/articleType/ArticleView/articleId/8954 Deze kaartlaag maakt deel uit van de Hernieuwbare EnergieAtlas Vlaanderen. Deze kaartlaag is gebaseerd op de VREG lijst met groenestroom productie-installaties voor biomassa, versie 3/03/2016. Deze bevat installaties die enkel elektriciteit produceren en installaties die zowel elektriciteit als warmte produceren (of WKK-installaties). Biomassa-installaties die enkel warmte produceren zijn bijgevolg geen onderdeel van deze kaart. Voor de inschatting van de productie wordt meestal gebruik gemaakt van algemene kengetallen. Voor grotere productie-installaties en afvalverbrandingsovens werd wel maximaal uitgegaan van werkelijke productiecijfers (uit bv. jaarverslagen). Bovendien wordt enkel het hernieuwbaar aandeel van de productie opgenomen in de EnergieAtlas. De cijfers per gemeente kunnen ook geraadpleegd worden in de bijgevoegde tabel.

La décision relative à l’origine prévoit la possibilité d’établir un programme de protection des espèces (SBP). Ce programme est élaboré par ou pour le compte de l’Agence pour la nature et les os (ANB), en concertation avec les groupes cibles et experts concernés, et établi par le ministre compétent. Il comprend un certain nombre de mesures visant à faire en sorte qu’une espèce (ou plusieurs espèces) soit dans un état favorable en Flandre. Un programme de protection des espèces est adopté par le ministre et a, en principe, une durée de 5 ans. Par la suite, sur la base d’une évaluation, il peut être remanié, avec ou sans les adaptations nécessaires ou, si l’espèce a accompli des progrès suffisants vers un état favorable, à d’autres instruments. Les mesures incluses dans une SBP ne sont pas juridiquement exécutoires à l’égard de tiers, à moins qu’il ne s’agisse d’interdictions spécifiques supplémentaires (uniquement pour les espèces relevant de la catégorie 3 de l’annexe 1 de la décision relative aux causes) ou de dérogations à la décision d’origine. Dans ce cas, la SBP est adoptée par le Gouvernement flamand ou son délégué, après avis du Minaraad et de la SALV (Conseil stratégique pour l’agriculture et la pêche). Toutefois, conformément à l’article 16 septies du décret sur la nature, les objectifs et les mesures de gestion figurant dans un plan de gestion de la nature doivent, le cas échéant, être conformes aux programmes de protection des espèces. Ainsi, un SBP fournit des orientations de fond aux plans de gestion de la nature. Une SBP peut être établie à la fois pour les espèces à protéger au niveau européen et pour d’autres espèces importantes pour la Flandre. Sur la base d’un certain nombre de critères, une hiérarchisation des espèces pour lesquelles une SBP doit être établie est établie. Il tient compte, entre autres, du statut de liste rouge et des besoins en surface des espèces, mais aussi de la nécessité de composés écologiques et de la possibilité que d’autres espèces bénéficient des mesures de protection. De plus amples informations sur le programme de protection des espèces sont disponibles à l’adresse suivante: https://natuurenbos.vlaanderen.be/dieren-en-planten/soortenbescherming/soortenbeschermingsprogrammas-sbps. Des programmes de protection des espèces ont été mis en place pour les espèces du port d’Anvers, du Bever, du Glad, du busard Saint-Grauwe, de l’algue Grauwe, du Hamster, de la soude, du Heipalinder, de l’aulx, de l’églefin, du maigre, du râteau, du râteau des genêts et de trois espèces de poissons (à savoir le pain, le tortue du Rivier et l’herbe de moisettes). Les données elles-mêmes se composent de deux fichiers géographiques distincts: les SBP pour les poissons et les SBP pour les autres espèces. La différence entre les fichiers est que le premier est constitué d’éléments linéaires, tandis que le second est constitué d’éléments planes (polygones). Les dates renvoient à la version textuelle des SBP respectifs approuvés et constituent les contours des domaines de projets qui y sont mentionnés. Ces couches ne constituent qu’un outil, notamment dans le cadre de plans de gestion de la nature, d’autorisation ou de conseil. Pour l’interprétation de ces couches, nous renvoyons aux SBP respectifs. Les fichiers proposés ne comprennent pas les zones de projet des SBP pour les espèces du port d’Anvers, de la Bever et de la souris. À l’heure actuelle, 4 SBP par an sont en cours d’élaboration et d’adoption. Les fichiers sont mis à jour lors de l’adoption d’un nouveau SBP ou de la clôture de plans de gestion en cours. Les dates ont été mises à jour au début de 2019: les dates approuvées pour les hottes de porcelaine, le busard Saint-Bruin et la grenouille d’arbres ont été ajoutées. Un an plus tard, les dates ont été complétées par les dates de la SBP de grenouille, de kamsalamandre, de Poelkikker et de crayon du dos. En octobre 2021, les programmes de protection des espèces suivants ont été ajoutés: le Somertortel, l’herbe charbonnière, la grande herbe de boue et les oiseaux de Weidee, en mettant l’accent sur le grutto et le ruissellement. Le 20 janvier 2023, les dates du SBP de l’Otter et du SBP renouvelé du râle des genêts ont été ajoutées. Les dates du dernier SBP (busard Saint-Grauwe et roerdomp) ont été supprimées de la couche de données. Au début du mois de septembre 2023, la SBP pour Gladen slang et Heivlinder a été prorogée jusqu’au 31 décembre 2023. De 'Warmtekaart Vlaanderen' werd in opdracht van het Vlaams Energie Agentschap opgesteld ter uitvoering van de EU-Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie. De voornaamste producten zijn kaarten met warmtevraag en warmte-aanbod voor de huidige situatie (2012) en een kaart met kansrijke gebieden voor warmterecuperatie en warmtenetten in de toekomst, en dit beiden voor het grondgebied Vlaanderen. De studie werd uitgevoerd door VITO in samenwerking met de distributienetbeheerders Eandis en Infrax. Het bijhorende rapport kan u hier raadplegen: www.energiesparen.be/warmtekaart . -- Algemene omschrijving: Het potentieel aan industriële restwarmte wordt weergegeven voor grote, industriële puntbronnen (IMJV-plichtige bedrijven). Voor de kleinere bedrijven wordt de restwarmte niet ingeschat, gezien we ervan uitgaan dat de restwarmte een te lage temperatuur kent voor valorisatie (lager dan 80°C). Voor meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het rapport. Dit onderdeel bevat twee kaartlagen: Titel (1) :Aanbod restwarmte 80-120°C, afkomstig van grote industrie (2012) Naam kaartlaag (1):er_aanb_gr_ind_restwarmte_80_120_ptn_2012 Omschrijving (1): Het restwarmtepotentieel per bedrijf voor het temperatuurbereik tussen 80 en 120°C wordt weergegeven met 3 klassen. Titel (2) :Aanbod restwarmte 120-200°C, afkomstig van grote industrie (2012) Naam kaartlaag (2):er_aanb_gr_ind_restwarmte_120_200_ptn_2012 Omschrijving (2): Het restwarmtepotentieel per bedrijf voor het temperatuurbereik tussen 120 en 200°C wordt weergegeven met 3 klassen. Dieser Datensatz enthält die digitale Vektorversion aller Planelemente – der Art der Punkte – der Raumordnungspläne, sowohl des endgültig genehmigten als auch des Formats. Ein Planelement ist ein Gegenstand, mit dem die betreffende Behörde den Umfang (oder einen Teil) der räumlichen Option darstellt, die sie auf der Grundlage bestimmter städtebaulicher Regelungen zum Grafikplan gewählt hat, wenn sie dies für erforderlich hält. Dieses Objekt ist begrifflich immer auf eine Ebene, eine Linie oder einen Punkt mit einem bestimmten Legendesymbol rückverfolgbar. Um die Verbindung zwischen einem „Standort“ und den „vollständigen Anforderungen an diesem Standort“ zu gewährleisten, ist es erforderlich, einen Plan in einigen ergänzenden Geodatenschichten im Vektorformat zu entwerfen. Dadurch wird eine klare Verbindung zwischen dem Wortlaut der Vorschriften und den damit verbundenen Planungselementen hergestellt. Anforderungen im Zusammenhang mit linearen oder punktförmigen Planelementen können im Gegensatz zu Flugzeugen niemals die zugrunde liegenden Anlagenelemente in dem Sinne abdecken, dass sie sie ersetzen. This dataset contains the digital vector version of all domains of revised or removed outdated installation requirements as described in VCRO Article 7.4.4/1, both the final approved and those in the format. It also includes the suspensions and destruction of the Council of State. In a plan, the area is sometimes divided into sub-areas to jointly analyse or discuss spatially coherent hops.

This indicator provides an estimate of the average number of inhabitants per household per hectare. For each hectare cell, the value of the population is divided by the number of adrespints occupied (as a proxy of households) in the hectare cell. This indicator follows the same basic data as for the indicator “population density per ha” and “household density per ha”. The population dataset describes the location and the number of inhabitants per address using a point file. This file is created by Digitaal Vlaanderen (DV) from data from the Rijksregister. The location of the addresses is determined by geocoding of the addresses based on crab (crab population numbers version 0.1). As proxy for the number of households, the number of records in the dataset (i.e. number of addresses) is used for which the number of inhabitants is not equal to ‘0’ or ‘NoData (-99)’. Addresses for which the number of inhabitants is equal to 0 are addresses from the CRAB database which do not appear in the National Register and thus where no one lives. Addresses with a NoData value are those for which the number of inhabitants is not known exactly. This is the case, for example, for sub-addresses whose population in the national register is only known at home number level and not per sub-address. The total number of households in Flanders under this assumption is lower than the total number of households reported by the FPS Economy. For this difference, the dataset is adjusted at the level of municipalities based on the statistics on the number of households per municipality. For this purpose, the sum of the number of households per municipality is first made on the basis of the points file. The factor of this sum is then calculated in relation to the number of households reported by Statbel. This factor is then applied to all ador points. For example, if in a given municipality 5 % fewer households are calculated on the basis of the points file compared to the statistics, the number of households is increased by 5 % at each point location. More details on the production of this product and the corresponding figures are therefore now referred to the technical report “Indicators Spatial Efficiency, State and Evolution 2013-2019 – Technical fiches” which you can find at https://archief-algemeen.omgeving.vlaanderen.be/xmlui/handle/acd/762878 Dieser Datensatz enthält die digitale Vektorversion aller Planelemente – der Art der indikativen Übertragungskennung – der Raumordnungspläne, sowohl der endgültig genehmigten als auch des Formats. Ein Planelement ist ein Gegenstand, mit dem die betreffende Behörde den Umfang (oder einen Teil) der räumlichen Option darstellt, die sie auf der Grundlage bestimmter städtebaulicher Regelungen zum Grafikplan gewählt hat, wenn sie dies für erforderlich hält. Dieses Objekt ist begrifflich immer auf eine Ebene, eine Linie oder einen Punkt mit einem bestimmten Legendesymbol rückverfolgbar. Um die Verbindung zwischen einem „Standort“ und den „vollständigen Anforderungen an diesem Standort“ zu gewährleisten, ist es erforderlich, einen Plan in einigen ergänzenden Geodatenschichten im Vektorformat zu entwerfen. Dadurch wird eine klare Verbindung zwischen dem Wortlaut der Vorschriften und den damit verbundenen Planungselementen hergestellt. Druckflachanlagen beziehen sich auf eine Spezifikation oder eine zusätzliche Bedingung auf einer Bodenoberfläche, unabhängig davon, ob diese Teil eines früheren Plans oder desselben Plans ist. Dies bedeutet in der Praxis, dass für die betreffenden Bereiche die Anforderungen an die Druckentlastung immer noch zusammen mit einer oder mehreren zugrunde liegenden Anforderungen (des Stammplans oder desselben Plans) zu sehen sind, da sie die zugrunde liegenden Anforderungen der Grundplatte nicht ersetzen. Ein Plan kann städtebauliche Vorschriften enthalten, die für ein Gebiet, eine Strecke oder einen Standort gelten, das der Urheber des Plans geometrisch nicht genau bestimmen will. Dabei handelt es sich um die so genannten indikativen Hinweise. Es gibt drei Arten von Hinweisen: Punkte, Linien und Übertragungen. Cette carte du lien entre la nature et l’agriculture a été établie sur la base d’une sélection de toutes les zones de valeur et de grande valeur issues de la carte d’évaluation biologique et de la carte des parcelles d’utilisation agricole. L’analyse a été réalisée sur une résolution de 10 m. De même, de petites parcelles ont été détectées dans un contexte urbanisé. Toute cellule d’hectare contenant au moins 100 m² de nature ou d’agriculture a été prise en compte dans l’analyse. Cette carte indique par cellule d’hectare s’il s’agit d’une cellule monopunite agricole, d’une cellule naturelle monopunite, d’une cellule d’interdépendance entre l’agriculture et la nature dominante de l’agriculture ou d’une cellule d’interdépendance entre l’agriculture et la nature dominante de la nature. La cellule peut également contenir d’autres fonctions, telles que le logement, l’industrie ou les loisirs, mais ces fonctions (et leurs surfaces) ne sont pas prises en considération dans cette analyse. Deze dataset bevat de digitale vectoriële versie van alle contouren van herzien of opgeheven verouderde inrichtingsvoorschriften zoals beschreven in VCRO artikel 7.4.4/1, zowel de definitief goedgekeurde als diegene in opmaak. Ook de schorsingen en vernietigingen van de Raad van State zijn hierin verwerkt. Elk plan wordt afgebakend door zijn contour. Deze contour betreft de geometrische omhullende van alle bevattende lagen van het plan. Er is conceptueel beslist om rondom eventuele lijnelementen die niet binnen een grondvlak voorkomen, een buffer te tekenen om toe te laten die op te nemen binnen de omhullende contour. Aan deze plancontourlaag worden de administratieve gegevens van het plan in de attributen opgenomen.